maandag 20 september 2010

En de seconden tikken weg... heel langzaam.

Eind september komt steeds dichterbij, en nog steeds geen woord van de uitgever. Wachten duurt op deze manier wel heel erg lang. Ik zou het liefste onder de brievenbus gaan zitten, de hele dag.
Maar hoe meer ik ernaar uitkijk, hoe langer het lijkt te duren.
Tijd is een heel bijzonder iets. Het is meetbaar. Duurt altijd precies even lang. En toch maakt ons hoofd er iets anders van. Het lijkt wel een jaar geleden dat ik mijn tripje naar het postkantoor heb gemaakt. Het krantje van de vriendelijke dakloze meneer is inmiddels allang uitgelezen en bij het oud papier beland. Het is misschien al wel verwerkt en hergebruikt, gemaakt tot iets nieuws. Toch is het pas een paar weken geleden dat ik met knikkende knietjes en mijn parkeerkaartje in mijn hand voor het postkantoor stond.
Ook als je schrijft is tijd een bijzonder fenomeen. Soms kan de tijd bijna stilstaan. Zeker als het even niet wil, en ik heb van tevoren besloten dat ik om een bepaalde tijd stop. Dan lijkt het uren te duren voor ik eindelijk die pen neer kan leggen en alles weer op kan bergen. Maar soms vlieg ik erdoorheen. Dan kan het zomaar voorkomen dat het twee uur in de ochtend is, zonder dat ik het heb gemerkt.
Ook in het verhaal is tijd iets om de gaten te houden. Hoe snel komt je personage van de ene plek naar de andere? Hoe lang duurt het voor hij gedaan heeft wat je hem wilt laten doen? Dat is een heel stuk ingewikkelder dan het lijkt. Ik gebruik graag verschillende verhaallijnen naast elkaar. Dan wordt tijd helemaal een factor van betekenis. Voor elk personage duurt het even lang tussen zonsopkomst en zonsondergang. Maar de een zit misschien te wachten, verveelt zich of heeft geen haast. Dan lijkt voor hem de dag eindeloos, terwijl dat voor een ander personage heel anders kan zijn. En terwijl de een iets doet, zit de ander niet bepaald stil. De tijd gaat door terwijl je over een andere verhaallijn schrijft. Tijdlijnen lopen door elkaar en naast elkaar, kruisen elkaar en vloeien samen. Het is soms net hogere wiskunde. Wat kan de een doen in een uur en is dat evenveel als wat een ander doet?
Het is allemaal niet zo makkelijk als het lijkt. Je verzint een verhaal en schrijft het op. Maar om alles kloppend te krijgen… En er mag geen enkele fout inzitten. Als je lezer een foutje vind, in de tijdlijn of iets anders, dan wordt hij of zij gelijk uit het verhaal geslingerd. Als schrijver wil je de lezer meenemen naar jou wereld. Je wilt de lezer laten geloven in wat jij verteld. Maar als je een fout maakt, dan ben je de lezer direct kwijt. Alles moet kloppen. Alle stukjes moeten in elkaar vallen. Daarom heb ik als ik aan de afwerking bezig ben, altijd een stuk papier met een tijdlijn naast me liggen. Dat is een van de belangrijkste hulpstukken terwijl ik alles aan elkaar rijg. Het is de kapstok waaraan alles hangt. Meestal zit hij na een paar weken onder de kringen en koffievlekken, en krabbel ik er zoveel bij dat het bijna niet meer te lezen is. Tijd is de ruggegraat van een verhaal. Alles is afhankelijk van de tijd die voorbijgaat. Of misschien niet voorbijgaat, maar dat is aan de schrijver om te beslissen.

Voor mij gaat de tijd nu veel te langzaam, maar hij gaat voorbij. En ik kijk elke minuut weg. Misschien is het deze week wel zover. Misschien ook niet. Ik weet wel, als het nog veel langer duurt, rol ik mijn slaapzak uit en ga ik onder de brievenbus slapen! Ik hoop dat ik de krantenjongen niet te erg aan het schrikken maak…

maandag 13 september 2010

Mijn grote vriend...

Had een klein mankementje!

Want ondanks dat ik graag met een vulpen schrijf, heb ik alsnog een computer nodig. Je kunt nu eenmaal niet zomaar een volgepend kladblok naar een uitgever sturen. Dus heb ik drie jaar geleden een mooie laptop gekocht. Niet bepaald de duurste, maar een prima ding. Al die jaren heeft hij het probleemloos gedaan. Een keer de harde schijf laten opruimen, maar verder nooit een probleem gehad.

Maar nu... Er was een vrij essentieel onderdeeltje stuk. Namelijk het schuifje waarmee je hem open doet. En als hij dicht zit, kun je er niet veel mee. Dus ik op een computerforum om raad gevraagd nadat ik mijn grote vriend met een theelepeltje open had gepeuterd. Het advies? 'Koop een fatsoenlijke laptop in plaats van die goedkope troep'. Ja, daar hebben we wat aan. Ik laat mijn grote vriend niet zomaar beledigen! Dus ik naar een tweedehands computer zaak.

Nee, dat onderdeeltje was niet te krijgen. Het was niet te repareren, helaas. Dit werd mij met een quasi treurige blik meegedeeld. Waarna het bleek dat meneer nog wel een mooie tweedehands laptop te koop had staan. Ja, daar trappen we in.

Dus ik weer naar huis, zonder nieuw schuifje. Het kon toch niet zijn dat een laptop van vierhonderd euro niet meer te gebruiken is als er een stukje plastic van vijf cent afbreekt? Dus ik mijn grote vriend eens van dichtbij bekeken, tube lijm gepakt en met een klein druppeltje het schuifje weer op zijn plek geplakt. Voila! Computer gerepareerd! Wie zegt dat vrouwen niet handig zijn?

De uitgever houd zich nog steeds stil. Het is nu zes weken geleden dat ik de bevestiging heb gekregen. Nog een week of twee te gaan. Met ene beetje geluk (of pech) krijg ik bericht op mijn verjaardag. Nu maar hopen dat het goed nieuws is!

zondag 5 september 2010


Elke schrijver heeft zo zijn of haar rituelen. Er zijn schrijvers die een witte muur in de schrijfkamer moeten hebben. Harry Mulish heeft een wand vol met sfinxen. J.K Rowling schrijft het liefste op een terrasje met een kopje koffie erbij.
Zo heb ik natuurlijk ook mijn rituelen en gewoontes, maar het grote voordeel van schrijven met de hand is dat je niet aan een plaats of de levensduur van de batterijen van je laptop gebonden bent. Ik kan overal schrijven. Favoriete plekjes zijn de trein, op een bankje langs het water in de zon en gewoon op een kleedje in de voortuin. Het enige dat ik nodig heb is mijn gereedschapsetui.
Het is mijn belangrijkste hulpmiddel. Alles wat ik nodig heb zit erin. En dat is meer dan je zou denken.

Ten eerste, en belangrijkste natuurlijk, een pen. Maar niet zomaar een pen. Tot een paar maanden geleden had ik elke keer een andere vulpen. Ik schreef elke keer de puntjes stuk. Na een paar maanden zeer intensief gebruik kwam de inkt er met druppels uitlopen. Maar nu heb ik eindelijk een echte. Toen ik mijn manuscript af had, heb ik mezelf getrakteerd op een hele mooie rode Cross vulpen. Prachtig ding, schrijft heerlijk en ik zou er in theorie de rest van mijn leven mee moeten kunnen werken.
Maar, paranoïde schrijver die ik ben, heb ik altijd een reservevulpen bij me. Een hele zware groen met gouden die ik in Barcelona heb gekocht voor een euro of drie. Veel te zwaar om lekker mee te schrijven, maar wel heel mooi.
En dan natuurlijk nog een zakje vullingen voor allebei de pennen. Je zou maar zonder komen te zitten.

En dan ben je er, toch? Mooi niet dus. Ik heb nog een opschrijfboekje waarin ik per hoofdstuk bijhoud wat er in mijn verhalen gebeurd. Dan raak ik nooit de draad kwijt. Ook staan er werklijstjes in en allerlei aantekeningen. En eindeloze lijsten met namen, maar daar hebben we het niet meer over.

En heel belangrijk, een USB stick waar al mijn verhalen op staan. Als mijn computer crasht, als het huis afbrand, als als als…

Mijn verhalen zijn van mij, een stukje van mezelf, en ik weet uit ervaring dat je ze zo kwijt bent. Ik heb ze nu op de computer, op mijn externe harde schijf, in mijn gereedschapsetui, en uitgeprint in de kast. Als het nu nog misgaat….

Hé, daar zou ik wel een verhaal over kunnen schrijven. Misschien de volgende keer…

zaterdag 28 augustus 2010

Een roos met wat voor naam dan ook…

…ruikt net zo zoet. Aldus William Shakespeare. What’s in a name?
Nou, ik kan je vertellen, een naam maakt wel degelijk uit. Een personage is meer dan een verzonnen element in een verhaal. Voor een echt goed verhaal moeten het echte mensen zijn. En dat begint bij een naam.
Het lijkt belachelijk dat ik een uur bezig kan zijn met het bedenken van een naam, en dan bij iets eenvoudigs als ‘Floor’ uitkom. Maar een naam moet passen bij de afkomst, achtergrond en het karakter van je personage. Waar komt de naam vandaan? Wat vinden ze van hun eigen naam?
Ik ben genoemd naar mijn oma’s. Adriana Pieternella. Heerlijk ouderwets. Mijn ouders wilden me als roepnaam Petra geven, en dan zou ik naar één oma zijn vernoemd. En tja, dat kon natuurlijk niet. Dus ondanks mijn heerlijk ouderwetse namen heet ik gewoon Petra Overbeek.
Als ik anders zou heten, zou ik dan ook iemand anders zijn? Hoeveel invloed heeft mijn naam op mij?
Dat vraag ik me wel eens af. Voor mijn personages heeft een naam soms heel veel invloed, hoe eenvoudig hij ook is. Iemand heeft ze die naam gegeven. Het is een deel van wie ze zijn.

Je kunt ook teveel nadenken over een naam. Het is een belangrijk kenmerk van wat tegenwoordig een ‘Mary Sue’ wordt genoemd. Een personage dat te perfect is. Iemand die alles kan, door iedereen bewonderd wordt en nooit iets fout doet. Veel verhalen van tienermeisjes die je op het internet kunt vinden, hebben een Mary Sue als hoofdpersoon. Iemand met Smaragdgroene ogen, goud glanzend haar en een naam als Ebony Dark'ness Dementia Raven Way. Deze heb ik niet verzonnen. Tik hem maar eens in op google. Ik ben niet verantwoordelijk voor wat je daar vind.

Een naam moet passen bij de andere namen in een verhaal, tenzij je iemand uit een vreemd land er tussen stopt. Dan is het weer een onderdeel van plot. Een naam moet passen bij de tijd en plaats van je verhaal, passen bij je personage, en hij mag vooral niet belachelijk klinken. Dat zijn een heleboel dingen om over na te denken. Dus doe ik soms een uur over een naam van maar één lettergreep. Een naam is belangrijk. Want het zijn uiteindelijk de personages die een verhaal vooruit trekken. En als er één de verkeerde naam heeft, dan blijft dat van begin tot eind een probleem.

Volgende keer: Hoe belangrijk is een pen?

zondag 22 augustus 2010

Over schrijven en overschrijven.

Het wordt me vaak gevraagd als ik mensen vertel dat ik schrijf. Hoe kom je erop? Hoe verzin je dat allemaal? Daar is maar een antwoord op mogelijk.
Ik heb werkelijk geen idee.
Het begint vaak met iets heel eenvoudigs. Een liedje, een woord, een sfeer of een indruk. En daar maak ik dan een beginnetje mee. Meestal is dat een bladzijde of twee. Daarna kan ik het gerust maanden vergeten. Dan ligt het ergens in een laatje tot ik weer aan iets nieuws wil beginnen. Dan komt het de kast uit en ga ik ermee aan de slag.

Ik maak nooit een plan. Als ik iets uitdenk voor ik ga schrijven maak ik het nooit meer af, want dan is het niet leuk meer. Dan is de verrassing eraf. Nee, als ik echt iets leuks wil schrijven, dan moet ik gewoon beginnen. Dan komt het uiteindelijk vanzelf, hoe gek het ook klinkt. De helft van de tijd heb ik geen idee wat er gaat gebeuren. Als het echt spannend wordt, ga ik sneller schrijven omdat ik wil weten hoe het afloopt.

Ik heb er wel eens over nagedacht hoe zoiets mogelijk is. En volgens mij ligt het aan de personages. Als zo’n personage eenmaal een ‘persoon’ wordt, kun je ze niet zomaar meer vertellen wat ze moeten doen. Je kunt ze geen dingen laten doen die tegen hun natuur in gaan. Ze zijn soms zo verschrikkelijk eigenwijs. Ze laten zich niet dwingen.

Niet dat ik dat zomaar toelaat natuurlijk. Wie niet horen wil moet maar voelen. Als ze niet willen doen wat ik wil dat ze doen, maak ik het gewoon nog wat moeilijker voor ze. In de wereld die ik schrijf, kan ik alles maken. Ik kan alles doen binnen de geldende natuurwetten, en zelfs die zijn nog iets op te rekken. Alles is mogelijk.
Maar toch… toch kan ik niet zomaal alles maken. De mensen die ik schrijf, laten zich niet vertellen wat ze moeten doen. Niet door mij in ieder geval. Ik weet dat het heel bizar klinkt, maar zo werkt het bij mij. Een verhaal schrijft zichzelf, als ik eenmaal een goed begin heb.

Ik kan dus ook echt niet schrijven achter een computer. Die knipperende cursor vernietigd elke vorm van inspiratie. Dus heb ik stapels met schrijfblokken liggen en een vulpen om mee te schrijven.
Ik ben begonnen met vulpennen omdat ik met een balpen veel te snel ga schrijven. Dan is het echt niet meer te lezen. Een vulpen dwingt me om rustiger te schrijven omdat anders mijn vingers helemaal onder de inkt komen te zitten. Het is nu zo’n gewoonte geworden dat ik echt alleen maar met een vulpen kan schrijven. Zo ontwikkel je als schrijver allemaal rare gewoontes.

Nadeel aan mijn rare gewoontes is dat ik alles over moet gaan typen als ik eenmaal klaar ben. Het grote voordeel daarvan is dat ik gedwongen wordt om alles nog eens grondig na te kijken. Als je alles nog een keer goed van begin tot eind doorwerkt, zie je elk foutje. Maar het kost wel enorm veel tijd. Een schrijfblok kun je overal mee naartoe nemen, maar voor het typwerk moet je tijd maken achter de computer. Niet erg handig, en ook niet zo leuk als het schrijven zelf. Maar voor mij werkt het, en dat is het belangrijkste, toch?

zaterdag 14 augustus 2010

Kaartjes en katers





Eerder deze week lag er een erg leuke verrassing in de bus. Eerst viel het me niet eens op, want het was half onder de deurmat beland, maar toen ik zag wat het was heb ik er minstens een kwartier naar staan staren.
Een ontvangstbevestiging van de uitgever…
Dat is natuurlijk niet zo heel bijzonder. Het is niet meer dan netjes dat ze zoiets sturen, toch? Maar het was de aanhef waar ik naar bleef kijken.
Geachte schrijver.
Schrijver.
Vanaf nu kan ik dus echt zeggen dat ik een schrijver ben. Nou ja, schrijfster. Maar dat staat niet op de voorgedrukte kaartjes van de uitgeverij.
Ik heb het kaartje naast mijn bed staan. En elke keer als ik ernaar kijk, heb ik spontaan zin om te gaan schrijven.
Schrijven is een heel apart iets. Wil je echt iets produceren, moet je er toch een beetje voor in de stemming zijn. Hoewel ik het echt leuk vind, is het altijd weer lastig om te gaan zitten en eraan te beginnen. Schrijfontwijkend gedrag heet dat. Ik denk dat veel schrijvers daar last van hebben. Want het is best een inspanning. Je moet je echt stevig concentreren. Een fout is zo gemaakt. En dan bedoel ik geen spelfouten. Die maak ik genoeg, zoals jullie misschien al hebben gezien. Een spelfout is snel verholpen, als je hem eenmaal hebt gevonden. Maar een fout in de logica, het plot of de tijdlijn is veel lastiger. Soms is het met een enkel zinnetje op te lossen, soms moet je er een heel hoofdstuk voor omgooien. Een foutje in de tijdlijn kan soms bladzijdes lang invloed hebben op je verhaal. Het is allemaal niet makkelijk. Schrijven met een kater is al helemaal moeilijk. Zeker als hij probeert mijn schrijfblok op te eten. Maar goed dat het niet mijn eigen kater is.

Volgende keer: over schrijven en overschrijven.

zondag 8 augustus 2010

Het is best leuk, zo’n blog. Er zijn zoveel dingetjes die je erop kunt zetten om het nog wat gezelliger te maken. Zo heb ik nu de gadgets ontdekt.
En dat zijn er veel.
Een heel stuk meer dan alleen de simpele kalender die je hier onderaan kunt vinden. Je kunt alles op je blog zetten, van je dagelijkse horoscoop tot citaten van Mr. T en Bruce Lee. Heren die ik meer associeer met het betere knokwerk dan hun wijze woorden.
En terwijl ik met veel plezier door al die leuke gadgets zat te snuffelen bedacht ik me iets. Waarom zou iemand een virtueel huisdier, een dagelijks Bijbelcitaat of plaatjes uit de nieuwste vampierfilm onderaan zijn blog willen hebben?
Om dezelfde reden dat we onze belevenissen op internet zetten, dat we foto’s nemen met een telefoon of film kijken in de trein.
Gewoon, omdat het kan.
Er is niets leuker dan het ontdekken van de eindeloze mogelijkheden van de moderne technologie. Dat begin ik zelfs te ontdekken. Ik ga mijn LP collectie nog niet wegdoen (in tegendeel, ik heb net weer een stapel nieuwe gekocht), maar vanaf nu heb ik wel foto’s van de Hubble telescoop op mijn blog staan. Gewoon, omdat het kan.

zaterdag 31 juli 2010

Schrijven is geen beroep. Tenminste, voor de meeste mensen niet. Vaak verdien je er geen cent mee. Toch ben je altijd schrijver. Altijd op zoek naar verhaaltjes en ideetjes. Ik vind het heerlijk om me in een lekker lang en ingewikkeld verhaal te storten, maar soms is het best lastig om de hele tijd vooruit te denken. Je moet constant in de gaten houden wat er is gebeurd, hoe je personages daarop reageren, wat er nu gebeurd en wat de gevolgen daarvan zijn. Best ingewikkeld. Dus soms is het tijd voor iets eenvoudigs. Een kort en simpel verhaaltje om de tijd te verdrijven. En bij mij thuis belanden die op de wc-deur.

Ik heb namelijk een paar bijzonder gekke en gezellige huisgenootjes die een beetje vertier tijdens de plaspauze wel kunnen waarderen. De wc-deur is onder andere al het toneel geweest van uit de hand gelopen sinterklaasgedichten over mensen die met chinees eten gooien (nee, dat wil je echt niet weten) en enigszins aangedikte verslagen van de verbouwingswerkzaamheden aan ons huis. En op dat laatste is dit verhaaltje gebaseerd. Negentig procent ervan is waar gebeurd. Veel leesplezier!

Voor die meneer in dat gat

Het koffiezetapparaat staat te pruttelen op het aanrecht. Een grote pot vol. Hij zal wel trek hebben in koffie, de hele dag buiten in dat gat. Ik? Ik heb geen trek in koffie. Liever een borrel. Die meneer doet misschien wel heel goed werk in dat gat, maar leuk is toch anders.
Probeer maar eens te ontspannen met een mannetje aan de andere kant van het raam, die af en toe even zijn hoofd uit het grote gapende gat steekt. En probeer maar eens te slapen met een groot gapend gat praktisch onder de poten van je bed. Niet leuk. En als ze dan ook nog eens om zeven uur in de ochtend met de graafmachine het gat onder het bed nog eens iets groter besluiten te maken, dan is het feestje helemaal compleet.

Dat feestje is nu al een tijdje aan de gang. Het is allemaal begonnen toen ik op zekere dag thuiskwam en een gat in mijn tuin aantrof met een mannetje erin dat mij zeer vriendelijk goedemiddag wenste. Na hem even zeer intelligent aangestaard te hebben, besloot ik hem toch maar even te vragen hoe dat gat in mijn tuin kwam en wat hij erin deed. Het antwoord? Boomwortels weghalen.

Natuurlijk. Wat anders?

Een telefoontje met de huisbaas bevestigde de woorden van het mannetje. Er werden boomwortels weggehaald en sorry voor het late bericht. Nou ja, zolang het bij een paar boomwortels bleef. Dus heb ik het mannetje vriendelijk een bakkie koffie aangeboden en ben verder gegaan met mijn dagelijkse bezigheden. En nog geen vijf minuten later ging de bel. En daar stond het mannetje aan de deur, met een leeg kopje en de vraag of ik toevallig een bijl had. Wat bij mij de vraag opriep wat hij in hemelsnaam met mijn kopje wilde doen. Ik geef hem nog eens koffie!

Maar nee, de bijl was voor de boomwortel en niet voor mijn kopje. Helaas voor hem had ik geen bijl, dus moest hij het verder zelf uitzoeken. Even later had hij er blijkbaar toch een gevonden, want er werd lustig op los gehakt buiten. Tot er plots een stilte viel en de deurbel opnieuw ging. Of de televisie het nog deed. Waarom zou hij het niet doen, was mijn onschuldige vraag. Bij wijze van antwoord hield het mannetje zijn bijl en een stuk kabel in de lucht. Ah, daarom dus.

Na bevestigd te hebben dat de tv het inderdaad niet meer deed en gelijk de nodige mensen ingelicht te hebben voor de reparatie, liet ik het mannetje weer zijn gang gaan. Alleen kreeg hij geen koffie meer. Omdat ik geen televisie kon kijken.
Maar na een halfuurtje ging de bel opnieuw. Voor mijn deur stond een zeer beduimeld mannetje met een bloederige duim. Of ik een pleister had, want hij had in zijn duim gehakt. Gelukkig voor het mannetje hoefde hij de bijl niet veel langer te hanteren, anders was het waarschijnlijk niet goed met hem afgelopen.

Die avond stonden er twee heren op het gazon in het gat te staren. Uit angst dat ze zich erin zouden storten heb ik ze toch maar even binnen gevraagd. Het bleek dat deze heren de volgende dappere zielen waren die in het gat af zouden dalen. De boomwortels waren nog maar het begin. Blijkbaar moest de fundering worden gestut en een stuk muur opnieuw gemetseld worden. Geen probleem, verzekerden ze mij. Dat hadden ze al vaker gedaan. Ik kon ze de volgende ochtend verwachten. En dat heb ik geweten.

Om zeven uur in de ochtend werd ik gewekt door een luid gebrom naast mijn hoofd. Dit gebrom bleek afkomstig van een graafmachine die van het gat een ware krater aan het maken was. Onder mijn bed. Slapen zat er niet bepaald meer in, dus ben ik maar naar de keuken gelopen voor het eerste bakkie van de dag. En nog voor ik de kans had gehad een slok te nemen, ging wederom de deurbel. Dus heb ik maar met ongekamde haren en in pyjama de deur open gedaan. Of ik de meterkast even wilde wijzen, dan kon hij de om de kabels heen graven.

Aangezien ik geen zin had om zonder stroom te zitten en een geëlektrocuteerde graafmachine van mijn gazon af te laten slepen, heb ik hem maar even meegetroond naar de bijkeuken.
Meneer verzekerde mij dat ik verder geen last van hem zou hebben en liet mij alleen met mijn inmiddels koude koffie.
Toen ik eindelijk mijn koffie op had (en mijn haar gekamd) ben ik de heren ook maar een bakkie gaan brengen. En ik kreeg toch wel de schrik van mijn leven. Mijn schattige huisje was veranderd in een luchtkasteel. Letterlijk. De heren hadden zich uitgeleefd met de graafmachine en een mooie slotgracht gegraven, met plank voor de deur bij wijze van ophaalbrug. En mijn slaapkamer? Die zweefde in de lucht. De hele hoek was volledig ondergraven, precies op de plaats van mijn bed. Twee griezelig dunne metalen stutten hielden de rest van het huis omhoog, aangezien ik er zonder enige moeite eronderdoor kon kijken. Ik heb de heren maar alleen gelaten met de koffie en heb mij binnen teruggetrokken.

Inmiddels zijn we uren verder, heb ik de graafmachine flink horen brommen, de heren flink horen zingen en is het wederom tijd voor een kopje koffie. Misschien dat ik het maar in de deuropening zet, dan hoef ik niet meer naar buiten. Misschien dat ik maar zelf al die koffie opdrink. Nee, het lot van mijn slaapkamer ligt in hun handen, dus als ik ze hun koffie ontzeg… Hoe je het ook wendt of keert, ik zal de ophaalbrug moeten trotseren om de mannen in het gat tevreden te houden. Anders laten ze me misschien in de steek en heb ik de rest van mijn leven een gat in de tuin. Nou ja, tot ik er met bed en al in stort. Dus toch maar rustig aan naar buiten en proberen niet te kijken wat ze nu weer aan het uitspoken zijn. En dan zit ik nog steeds met een groot gat in de tuin, een graafmachine op mijn gazon en morgenochtend weer twee zingende mannen en een graafmachine onder mijn bed.
Die borrel zou er best in gaan.

dinsdag 27 juli 2010

Een bijzonder tripje naar het postkantoor


Het is gedaan… nu kan ik niet meer terug. Vanmiddag heb ik mij allereerste manuscript op de post gedaan. En daar ging nog heel wat aan vooraf.
De begeleidende brief bijvoorbeeld.
Na een paar mislukte pogingen heb ik mijn zus-de-communicatie-adviseur erbij geroepen (bedankt Es). Met een flesje wijn en een reep chocolade zijn we aan de slag gegaan. En het was een hele klus. Ik weet het zeker, de brief schrijven is moeilijker dan het hele boek bij elkaar.

Want waar begin je? Maak je er een zakelijk geheel van, of een stuk proza van de bovenste plank? Is het een sollicitatiebrief, of het visitekaartje van een schrijver? Verkoop je jezelf, of smeek je op je blote knietjes of ze het willen lezen?
Mijn brief lijkt nog het meest op een sollicitatiebrief. Dat leek ons de meest veilige keus. Maar echt weten doe je het nooit. Er is nergens een voorbeeld voor zo’n brief te vinden. Een paar tips hier en daar, maar voor de rest moet je het maar uitzoeken. Ik heb er mijn best op gedaan, maar tevreden ben ik eigenlijk niet. Ik denk ook niet dat ik dat ooit ga worden.

Dus uiteindelijk heb ik het gewoon maar gedaan. Manuscript in de envelop, synopsis en brief erbij, en dan naar het postkantoor. Dat klinkt een heel stuk makkelijker dan het is.
Ik had het niet gedacht, maar ik was gewoon zenuwachtig. Zo zenuwachtig dat ik mijn portemonnee achter het raam van de auto heb gelegd en het parkeerkaartje mee naar binnen heb genomen… gelukkig kwam ik er op tijd achter toen ik op zoek ging naar mijn portemonnee en ontdekte dat ik het kaartje nog in mijn hand had.

Eenmaal terug in de auto besefte ik het pas echt. Het is klaar. Ik kan er nu niets meer aan veranderen. Ik kreeg spontaan mijn auto niet meer uit het parkeervak. Gelukkig heeft een zeer vriendelijke dakloze meneer me even geholpen. Ik heb gelijk maar een krantje van hem gekocht.

De komende acht weken kan ik niets anders doen dan wachten. Minimaal acht weken, want het kan best langer duren. Intussen ben ik met wat nieuwe verhaaltjes bezig, maar het voelt een beetje nutteloos. Ik wil zo graag weten wat ze er van vinden. Helaas kan ik de tijd niet sneller laten gaan. Dus doe ik maar mijn best om me te vermaken


Volgende keer: verhaaltjes van de wc-deur.

maandag 26 juli 2010

Van schrijver naar uitgever, stap een.

Om gelijk maar met de deur in huis te vallen, ja ik schrijf met pen en inkt. Heel ouderwets, ik weet het, maar zo ben ik nu eenmaal. Ik luister naar lp’s (langspeelplaten, voor de moderne mensen onder ons), ik woon in een huis uit de negentiende eeuw en ik schrijf met een echte ouderwetse vulpen.



En schrijven, daar gaat het hier allemaal om. Want er zijn veel mensen die schrijven. Veel meer dan je op het eerste gezicht zou zeggen. Veel mensen zijn onzeker over wat ze schrijven. Het is heel eng om je werk aan een ander te laten zien, daar weet ik alles van. Er zijn veel mensen die iedereen vertellen dat ze schrijven, maar misschien nog wel meer die het geheim houden. Stiekem doen, alsof het iets is dat niet mag. Iets om je voor te schamen.

Schrijven voor jezelf is één ding, maar het aan een ander laten lezen is iets heel anders. Dat is een enorme drempel die je als beginnend schrijver over moet. Maar als je eenmaal zover bent, dan gaat het al snel verder. Het is een geweldig gevoel, als iemand anders geboeid is door iets van jouw hand. Dat jouw woorden iemand kunnen vermaken, vast kunnen houden. Dat ze blijven hangen en iemand aan het denken zetten.

Positief commentaar kan een schrijver net dat zetje geven om zichzelf nog verder te verbeteren. Om iets te schrijven wat echt bijzonder is. En dan komt de grootste drempel die er is.



De uitgever.



De uitgever is een concept dat elke serieuze schrijver kent en vreest. De goedkeuring van de uitgever, daar gaat het om. Als je die drempel hebt genomen, begint het echte werk. Jouw naam op de voorkant van een boek vol met je eigen woorden en zinnen. Mensen die in de trein jouw boek lezen. Daar gaat het om. Maar dan moet je eerst die enorme stap nemen. En daar ben ik nu aangeland.



Je zou zeggen dat het schrijven van het boek zelf het moeilijkste is. Het is tenslotte een heel werk. Maar eigenlijk is dat niet zo. Natuurlijk moet het boek goed zijn. Goed genoeg voor een uitgever. Maar zeker bij een eerste boek is dat niet wat het moeilijkste is. Er zit geen druk achter. Geen deadline. Je hebt alle tijd om het rustig door te lezen, te verbeteren, aan een ander te laten lezen, weer te verbeteren en ga zo maar door. Maar dat komt het. Je moet het kunnen presenteren bij de uitgever. Je kunt niet zomaar een pak papier opsturen. Het moet worden voorgesteld aan de redacteur. En daar heb je de synopsis en de begeleidende brief voor nodig.



De synopsis en begeleidende brief zijn van levensbelang. Het is je eerste indruk. Je sollicitatiebrief. En als je schrijft, wordt er van je verwacht dat je er iets bijzonders van maakt. Want dat doe je tenslotte, werken met woorden. Dit zijn de eerste dingen die een uitgever van jouw hand leest. Als het niet voldoet, wordt het manuscript niet eens gelezen. Het is als de kleding bij een sollicitatiegesprek. Je kunt nog zo geschikt zijn voor de baan, als je op komt dagen in een blouse met een vlek erop krijg je hem toch niet. Je hebt maar een kans voor een eerste indruk, en daar moet je je best op doen. Uren voor de spiegel, de hele kledingkast overhoop, net zolang tot alles tot in de puntjes verzorgd is.



Een synopsis is net zo. Alles moet perfect zijn. Tot in de puntjes verzorgt. Alle spelfoutjes eruit, alle zinnen gewassen en gestreken tot ze perfect zijn. Het probleem is alleen, voor een synopsis is er geen voorschrift. Geen mode. Geen standaard waaraan het moet voldoen. Een nette broek met een mooie blouse en een leuk jasje is altijd een veilige keus. Bij een synopsis is er geen veilige keus. Wat moet erin? Wat kan eruit? Moet het lezen als een spannend verhaal, of als een opsomming van gebeurtenissen? Wat wil de redacteur lezen? Het is een doolhof met vijf wegen naar dezelfde uitgang. Ze zijn allemaal goed, maar de een is beter dan de ander. En dan kun je alsnog de verkeerde nemen en hopeloos verdwalen. Het is een kwestie van voorkeur van de lezer. En je lezer is in dit geval iemand die de toekomst van jouw boek kan bepalen.



Een synopsis is een moeilijk iets, en dan ben ik nog niet eens aan de begeleidende brief begonnen. En ineens is het gevoel van vroeger terug. Niemand mag lezen wat ik schrijf, ik ben toch niet goed genoeg. Het gevoel van schaamte dat ik dacht overwonnen te hebben, heeft weer op volle sterke toegeslagen. Maar dit keer ga ik het volhouden.

Vertrouwen in jezelf, vertrouwen in je werk. Dat is het idee.

Niet geschoten is altijd mis. Niet gebakken is geen taart. Ik ga het gewoon proberen.

Wordt vervolgd!