zaterdag 31 juli 2010

Schrijven is geen beroep. Tenminste, voor de meeste mensen niet. Vaak verdien je er geen cent mee. Toch ben je altijd schrijver. Altijd op zoek naar verhaaltjes en ideetjes. Ik vind het heerlijk om me in een lekker lang en ingewikkeld verhaal te storten, maar soms is het best lastig om de hele tijd vooruit te denken. Je moet constant in de gaten houden wat er is gebeurd, hoe je personages daarop reageren, wat er nu gebeurd en wat de gevolgen daarvan zijn. Best ingewikkeld. Dus soms is het tijd voor iets eenvoudigs. Een kort en simpel verhaaltje om de tijd te verdrijven. En bij mij thuis belanden die op de wc-deur.

Ik heb namelijk een paar bijzonder gekke en gezellige huisgenootjes die een beetje vertier tijdens de plaspauze wel kunnen waarderen. De wc-deur is onder andere al het toneel geweest van uit de hand gelopen sinterklaasgedichten over mensen die met chinees eten gooien (nee, dat wil je echt niet weten) en enigszins aangedikte verslagen van de verbouwingswerkzaamheden aan ons huis. En op dat laatste is dit verhaaltje gebaseerd. Negentig procent ervan is waar gebeurd. Veel leesplezier!

Voor die meneer in dat gat

Het koffiezetapparaat staat te pruttelen op het aanrecht. Een grote pot vol. Hij zal wel trek hebben in koffie, de hele dag buiten in dat gat. Ik? Ik heb geen trek in koffie. Liever een borrel. Die meneer doet misschien wel heel goed werk in dat gat, maar leuk is toch anders.
Probeer maar eens te ontspannen met een mannetje aan de andere kant van het raam, die af en toe even zijn hoofd uit het grote gapende gat steekt. En probeer maar eens te slapen met een groot gapend gat praktisch onder de poten van je bed. Niet leuk. En als ze dan ook nog eens om zeven uur in de ochtend met de graafmachine het gat onder het bed nog eens iets groter besluiten te maken, dan is het feestje helemaal compleet.

Dat feestje is nu al een tijdje aan de gang. Het is allemaal begonnen toen ik op zekere dag thuiskwam en een gat in mijn tuin aantrof met een mannetje erin dat mij zeer vriendelijk goedemiddag wenste. Na hem even zeer intelligent aangestaard te hebben, besloot ik hem toch maar even te vragen hoe dat gat in mijn tuin kwam en wat hij erin deed. Het antwoord? Boomwortels weghalen.

Natuurlijk. Wat anders?

Een telefoontje met de huisbaas bevestigde de woorden van het mannetje. Er werden boomwortels weggehaald en sorry voor het late bericht. Nou ja, zolang het bij een paar boomwortels bleef. Dus heb ik het mannetje vriendelijk een bakkie koffie aangeboden en ben verder gegaan met mijn dagelijkse bezigheden. En nog geen vijf minuten later ging de bel. En daar stond het mannetje aan de deur, met een leeg kopje en de vraag of ik toevallig een bijl had. Wat bij mij de vraag opriep wat hij in hemelsnaam met mijn kopje wilde doen. Ik geef hem nog eens koffie!

Maar nee, de bijl was voor de boomwortel en niet voor mijn kopje. Helaas voor hem had ik geen bijl, dus moest hij het verder zelf uitzoeken. Even later had hij er blijkbaar toch een gevonden, want er werd lustig op los gehakt buiten. Tot er plots een stilte viel en de deurbel opnieuw ging. Of de televisie het nog deed. Waarom zou hij het niet doen, was mijn onschuldige vraag. Bij wijze van antwoord hield het mannetje zijn bijl en een stuk kabel in de lucht. Ah, daarom dus.

Na bevestigd te hebben dat de tv het inderdaad niet meer deed en gelijk de nodige mensen ingelicht te hebben voor de reparatie, liet ik het mannetje weer zijn gang gaan. Alleen kreeg hij geen koffie meer. Omdat ik geen televisie kon kijken.
Maar na een halfuurtje ging de bel opnieuw. Voor mijn deur stond een zeer beduimeld mannetje met een bloederige duim. Of ik een pleister had, want hij had in zijn duim gehakt. Gelukkig voor het mannetje hoefde hij de bijl niet veel langer te hanteren, anders was het waarschijnlijk niet goed met hem afgelopen.

Die avond stonden er twee heren op het gazon in het gat te staren. Uit angst dat ze zich erin zouden storten heb ik ze toch maar even binnen gevraagd. Het bleek dat deze heren de volgende dappere zielen waren die in het gat af zouden dalen. De boomwortels waren nog maar het begin. Blijkbaar moest de fundering worden gestut en een stuk muur opnieuw gemetseld worden. Geen probleem, verzekerden ze mij. Dat hadden ze al vaker gedaan. Ik kon ze de volgende ochtend verwachten. En dat heb ik geweten.

Om zeven uur in de ochtend werd ik gewekt door een luid gebrom naast mijn hoofd. Dit gebrom bleek afkomstig van een graafmachine die van het gat een ware krater aan het maken was. Onder mijn bed. Slapen zat er niet bepaald meer in, dus ben ik maar naar de keuken gelopen voor het eerste bakkie van de dag. En nog voor ik de kans had gehad een slok te nemen, ging wederom de deurbel. Dus heb ik maar met ongekamde haren en in pyjama de deur open gedaan. Of ik de meterkast even wilde wijzen, dan kon hij de om de kabels heen graven.

Aangezien ik geen zin had om zonder stroom te zitten en een geëlektrocuteerde graafmachine van mijn gazon af te laten slepen, heb ik hem maar even meegetroond naar de bijkeuken.
Meneer verzekerde mij dat ik verder geen last van hem zou hebben en liet mij alleen met mijn inmiddels koude koffie.
Toen ik eindelijk mijn koffie op had (en mijn haar gekamd) ben ik de heren ook maar een bakkie gaan brengen. En ik kreeg toch wel de schrik van mijn leven. Mijn schattige huisje was veranderd in een luchtkasteel. Letterlijk. De heren hadden zich uitgeleefd met de graafmachine en een mooie slotgracht gegraven, met plank voor de deur bij wijze van ophaalbrug. En mijn slaapkamer? Die zweefde in de lucht. De hele hoek was volledig ondergraven, precies op de plaats van mijn bed. Twee griezelig dunne metalen stutten hielden de rest van het huis omhoog, aangezien ik er zonder enige moeite eronderdoor kon kijken. Ik heb de heren maar alleen gelaten met de koffie en heb mij binnen teruggetrokken.

Inmiddels zijn we uren verder, heb ik de graafmachine flink horen brommen, de heren flink horen zingen en is het wederom tijd voor een kopje koffie. Misschien dat ik het maar in de deuropening zet, dan hoef ik niet meer naar buiten. Misschien dat ik maar zelf al die koffie opdrink. Nee, het lot van mijn slaapkamer ligt in hun handen, dus als ik ze hun koffie ontzeg… Hoe je het ook wendt of keert, ik zal de ophaalbrug moeten trotseren om de mannen in het gat tevreden te houden. Anders laten ze me misschien in de steek en heb ik de rest van mijn leven een gat in de tuin. Nou ja, tot ik er met bed en al in stort. Dus toch maar rustig aan naar buiten en proberen niet te kijken wat ze nu weer aan het uitspoken zijn. En dan zit ik nog steeds met een groot gat in de tuin, een graafmachine op mijn gazon en morgenochtend weer twee zingende mannen en een graafmachine onder mijn bed.
Die borrel zou er best in gaan.

dinsdag 27 juli 2010

Een bijzonder tripje naar het postkantoor


Het is gedaan… nu kan ik niet meer terug. Vanmiddag heb ik mij allereerste manuscript op de post gedaan. En daar ging nog heel wat aan vooraf.
De begeleidende brief bijvoorbeeld.
Na een paar mislukte pogingen heb ik mijn zus-de-communicatie-adviseur erbij geroepen (bedankt Es). Met een flesje wijn en een reep chocolade zijn we aan de slag gegaan. En het was een hele klus. Ik weet het zeker, de brief schrijven is moeilijker dan het hele boek bij elkaar.

Want waar begin je? Maak je er een zakelijk geheel van, of een stuk proza van de bovenste plank? Is het een sollicitatiebrief, of het visitekaartje van een schrijver? Verkoop je jezelf, of smeek je op je blote knietjes of ze het willen lezen?
Mijn brief lijkt nog het meest op een sollicitatiebrief. Dat leek ons de meest veilige keus. Maar echt weten doe je het nooit. Er is nergens een voorbeeld voor zo’n brief te vinden. Een paar tips hier en daar, maar voor de rest moet je het maar uitzoeken. Ik heb er mijn best op gedaan, maar tevreden ben ik eigenlijk niet. Ik denk ook niet dat ik dat ooit ga worden.

Dus uiteindelijk heb ik het gewoon maar gedaan. Manuscript in de envelop, synopsis en brief erbij, en dan naar het postkantoor. Dat klinkt een heel stuk makkelijker dan het is.
Ik had het niet gedacht, maar ik was gewoon zenuwachtig. Zo zenuwachtig dat ik mijn portemonnee achter het raam van de auto heb gelegd en het parkeerkaartje mee naar binnen heb genomen… gelukkig kwam ik er op tijd achter toen ik op zoek ging naar mijn portemonnee en ontdekte dat ik het kaartje nog in mijn hand had.

Eenmaal terug in de auto besefte ik het pas echt. Het is klaar. Ik kan er nu niets meer aan veranderen. Ik kreeg spontaan mijn auto niet meer uit het parkeervak. Gelukkig heeft een zeer vriendelijke dakloze meneer me even geholpen. Ik heb gelijk maar een krantje van hem gekocht.

De komende acht weken kan ik niets anders doen dan wachten. Minimaal acht weken, want het kan best langer duren. Intussen ben ik met wat nieuwe verhaaltjes bezig, maar het voelt een beetje nutteloos. Ik wil zo graag weten wat ze er van vinden. Helaas kan ik de tijd niet sneller laten gaan. Dus doe ik maar mijn best om me te vermaken


Volgende keer: verhaaltjes van de wc-deur.

maandag 26 juli 2010

Van schrijver naar uitgever, stap een.

Om gelijk maar met de deur in huis te vallen, ja ik schrijf met pen en inkt. Heel ouderwets, ik weet het, maar zo ben ik nu eenmaal. Ik luister naar lp’s (langspeelplaten, voor de moderne mensen onder ons), ik woon in een huis uit de negentiende eeuw en ik schrijf met een echte ouderwetse vulpen.



En schrijven, daar gaat het hier allemaal om. Want er zijn veel mensen die schrijven. Veel meer dan je op het eerste gezicht zou zeggen. Veel mensen zijn onzeker over wat ze schrijven. Het is heel eng om je werk aan een ander te laten zien, daar weet ik alles van. Er zijn veel mensen die iedereen vertellen dat ze schrijven, maar misschien nog wel meer die het geheim houden. Stiekem doen, alsof het iets is dat niet mag. Iets om je voor te schamen.

Schrijven voor jezelf is één ding, maar het aan een ander laten lezen is iets heel anders. Dat is een enorme drempel die je als beginnend schrijver over moet. Maar als je eenmaal zover bent, dan gaat het al snel verder. Het is een geweldig gevoel, als iemand anders geboeid is door iets van jouw hand. Dat jouw woorden iemand kunnen vermaken, vast kunnen houden. Dat ze blijven hangen en iemand aan het denken zetten.

Positief commentaar kan een schrijver net dat zetje geven om zichzelf nog verder te verbeteren. Om iets te schrijven wat echt bijzonder is. En dan komt de grootste drempel die er is.



De uitgever.



De uitgever is een concept dat elke serieuze schrijver kent en vreest. De goedkeuring van de uitgever, daar gaat het om. Als je die drempel hebt genomen, begint het echte werk. Jouw naam op de voorkant van een boek vol met je eigen woorden en zinnen. Mensen die in de trein jouw boek lezen. Daar gaat het om. Maar dan moet je eerst die enorme stap nemen. En daar ben ik nu aangeland.



Je zou zeggen dat het schrijven van het boek zelf het moeilijkste is. Het is tenslotte een heel werk. Maar eigenlijk is dat niet zo. Natuurlijk moet het boek goed zijn. Goed genoeg voor een uitgever. Maar zeker bij een eerste boek is dat niet wat het moeilijkste is. Er zit geen druk achter. Geen deadline. Je hebt alle tijd om het rustig door te lezen, te verbeteren, aan een ander te laten lezen, weer te verbeteren en ga zo maar door. Maar dat komt het. Je moet het kunnen presenteren bij de uitgever. Je kunt niet zomaar een pak papier opsturen. Het moet worden voorgesteld aan de redacteur. En daar heb je de synopsis en de begeleidende brief voor nodig.



De synopsis en begeleidende brief zijn van levensbelang. Het is je eerste indruk. Je sollicitatiebrief. En als je schrijft, wordt er van je verwacht dat je er iets bijzonders van maakt. Want dat doe je tenslotte, werken met woorden. Dit zijn de eerste dingen die een uitgever van jouw hand leest. Als het niet voldoet, wordt het manuscript niet eens gelezen. Het is als de kleding bij een sollicitatiegesprek. Je kunt nog zo geschikt zijn voor de baan, als je op komt dagen in een blouse met een vlek erop krijg je hem toch niet. Je hebt maar een kans voor een eerste indruk, en daar moet je je best op doen. Uren voor de spiegel, de hele kledingkast overhoop, net zolang tot alles tot in de puntjes verzorgd is.



Een synopsis is net zo. Alles moet perfect zijn. Tot in de puntjes verzorgt. Alle spelfoutjes eruit, alle zinnen gewassen en gestreken tot ze perfect zijn. Het probleem is alleen, voor een synopsis is er geen voorschrift. Geen mode. Geen standaard waaraan het moet voldoen. Een nette broek met een mooie blouse en een leuk jasje is altijd een veilige keus. Bij een synopsis is er geen veilige keus. Wat moet erin? Wat kan eruit? Moet het lezen als een spannend verhaal, of als een opsomming van gebeurtenissen? Wat wil de redacteur lezen? Het is een doolhof met vijf wegen naar dezelfde uitgang. Ze zijn allemaal goed, maar de een is beter dan de ander. En dan kun je alsnog de verkeerde nemen en hopeloos verdwalen. Het is een kwestie van voorkeur van de lezer. En je lezer is in dit geval iemand die de toekomst van jouw boek kan bepalen.



Een synopsis is een moeilijk iets, en dan ben ik nog niet eens aan de begeleidende brief begonnen. En ineens is het gevoel van vroeger terug. Niemand mag lezen wat ik schrijf, ik ben toch niet goed genoeg. Het gevoel van schaamte dat ik dacht overwonnen te hebben, heeft weer op volle sterke toegeslagen. Maar dit keer ga ik het volhouden.

Vertrouwen in jezelf, vertrouwen in je werk. Dat is het idee.

Niet geschoten is altijd mis. Niet gebakken is geen taart. Ik ga het gewoon proberen.

Wordt vervolgd!