Leuk he, zo'n computer. Hij doet alles wat je zegt, en de mogelijkheden zijn eindeloos. Je kunt de hele wereld over zonder van je stoel af te komen. Met mensen in contact komen zonder een woord te zeggen. Op het werk zijn ze helemaal onmisbaar. Ze rekenen alles voor je uit en maken communicatie makkelijk en snel. Ideaal toch? De computer doet al het werk voor je. De computer is de gewillige slaaf van de maatschappij.
Maar is dat wel zo?
Iedereen heeft een computer thuis, en de gemiddelde Nederlander maakt daar steeds meer gebruik van. Na werktijd is er een heleboel dat thuis nog gedaan moet worden. Mails beantwoorden, sociale media bijhouden, rekeningen betalen en nog veel meer. En als dat gedaan is, begeven we ons in die enorme speeltuin die het internet heet. Het is bijna een verplichting geworden om je hele hebben en houden op het internet te zetten. Kinderen zitten uren per dag spelletjes te doen, of te chatten met alles en iedereen, maar ondertussen neemt overgewicht onder kinderen schrikbarend toe. Buitenspelen is ouderwets. Alle vriendjes en vriendinnetjes zitten thuis achter hun
eigen beeldscherm en doen vanaf daar gezellig mee. Het leven gaat zich steeds meer afspelen door draadloze verbindingen en glasvezelkabels.
Het doet me denken aan een liedje van Herman van Veen. Iets dat hij ooit schreef toen de televisie in opkomst was. Het heet 'Zingende doden', en daarin zingt hij dit:
en ik dacht: als nu de wereld eens vergaat
is er niemand die het in de gaten heeft
want ze zitten aan de beeldbuis vastgekleefd.
Vervang beeldbuis door beeldscherm en je tilt het lied zo de 21ste eeuw in. We zitten aan onze computers gekleefd, met telefoonlijnen aan elkaar verbonden.
Wat zou er eigenlijk gebeuren als het internet op de een of andere manier zou ophouden te bestaan? Als alle computers alleen nog maar zwarte schermen zouden hebben? Misschien zou dan spontaan de wereld wel vergaan.
Met pen en inkt
Je kunt nog zoveel schrijven, maar als niemand het leest heb je er niet zo heel veel aan. Op dit moment begint voor mij de zoektocht naar een uitgever. Voor mij is dat een hele grote stap in het onbekende, en ik weet dat ik niet de enige ben. Dus zal ik hier verslag doen van mijn ervaringen. Ook zullen hier wel eens korte verhaaltjes verschijnen. Veel leesplezier!
woensdag 19 januari 2011
woensdag 5 januari 2011
Nieuw jaar, nieuwe kansen!
Mijn grote vriend is exit. Jaja, dezelfde grote vriend die ik zo zorgvuldig heb zitten lijmen. Hij werd mij toch iets te traag, te onhandig en te groot. Dus heb ik hem helaas de deur uit moeten knikkeren. Hij is vervangen door een snelle, slanke, roodharige dame. Na een hele dag zorgvuldig selecteren heb ik mijn nieuwe assistente aangenomen. Ze heeft een heleboel voordelen tegenover mijn oude vlam. Ze gaat veel langer mee, past zo in mijn tas en, heel belangrijk, ze kleurt bij mijn favoriete vulpen!
Dus met behulp van deze dame ga ik mijn blog weer hervatten. Na een paar weken zonder tijd, inspiratie en zin, ga ik er weer vol goede moed aan beginnen. En helaas heb ik gelijk droevig nieuws. Ik heb mijn manuscript terug gekregen van de uitgever. Er zat een bemoedigend briefje bij, maar het nieuws was niet goed. Ze willen het niet. Niet goed genoeg, te dik, te saai, te lang, verkeerde doelgroep, ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat ik het niet zomaar opgeef. Uitgever nummer twee is al benaderd, en nummer drie en vier zitten er aan te komen. Met mijn nieuwe roodharige assistente ga ik een hele nieuwe brief schrijven. Een die wat meer schrijverig en wat minder zakelijk is.
Ik ben heel benieuwd!
Dus met behulp van deze dame ga ik mijn blog weer hervatten. Na een paar weken zonder tijd, inspiratie en zin, ga ik er weer vol goede moed aan beginnen. En helaas heb ik gelijk droevig nieuws. Ik heb mijn manuscript terug gekregen van de uitgever. Er zat een bemoedigend briefje bij, maar het nieuws was niet goed. Ze willen het niet. Niet goed genoeg, te dik, te saai, te lang, verkeerde doelgroep, ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat ik het niet zomaar opgeef. Uitgever nummer twee is al benaderd, en nummer drie en vier zitten er aan te komen. Met mijn nieuwe roodharige assistente ga ik een hele nieuwe brief schrijven. Een die wat meer schrijverig en wat minder zakelijk is.
Ik ben heel benieuwd!
maandag 20 september 2010
En de seconden tikken weg... heel langzaam.
Eind september komt steeds dichterbij, en nog steeds geen woord van de uitgever. Wachten duurt op deze manier wel heel erg lang. Ik zou het liefste onder de brievenbus gaan zitten, de hele dag.
Maar hoe meer ik ernaar uitkijk, hoe langer het lijkt te duren.
Tijd is een heel bijzonder iets. Het is meetbaar. Duurt altijd precies even lang. En toch maakt ons hoofd er iets anders van. Het lijkt wel een jaar geleden dat ik mijn tripje naar het postkantoor heb gemaakt. Het krantje van de vriendelijke dakloze meneer is inmiddels allang uitgelezen en bij het oud papier beland. Het is misschien al wel verwerkt en hergebruikt, gemaakt tot iets nieuws. Toch is het pas een paar weken geleden dat ik met knikkende knietjes en mijn parkeerkaartje in mijn hand voor het postkantoor stond.
Ook als je schrijft is tijd een bijzonder fenomeen. Soms kan de tijd bijna stilstaan. Zeker als het even niet wil, en ik heb van tevoren besloten dat ik om een bepaalde tijd stop. Dan lijkt het uren te duren voor ik eindelijk die pen neer kan leggen en alles weer op kan bergen. Maar soms vlieg ik erdoorheen. Dan kan het zomaar voorkomen dat het twee uur in de ochtend is, zonder dat ik het heb gemerkt.
Ook in het verhaal is tijd iets om de gaten te houden. Hoe snel komt je personage van de ene plek naar de andere? Hoe lang duurt het voor hij gedaan heeft wat je hem wilt laten doen? Dat is een heel stuk ingewikkelder dan het lijkt. Ik gebruik graag verschillende verhaallijnen naast elkaar. Dan wordt tijd helemaal een factor van betekenis. Voor elk personage duurt het even lang tussen zonsopkomst en zonsondergang. Maar de een zit misschien te wachten, verveelt zich of heeft geen haast. Dan lijkt voor hem de dag eindeloos, terwijl dat voor een ander personage heel anders kan zijn. En terwijl de een iets doet, zit de ander niet bepaald stil. De tijd gaat door terwijl je over een andere verhaallijn schrijft. Tijdlijnen lopen door elkaar en naast elkaar, kruisen elkaar en vloeien samen. Het is soms net hogere wiskunde. Wat kan de een doen in een uur en is dat evenveel als wat een ander doet?
Het is allemaal niet zo makkelijk als het lijkt. Je verzint een verhaal en schrijft het op. Maar om alles kloppend te krijgen… En er mag geen enkele fout inzitten. Als je lezer een foutje vind, in de tijdlijn of iets anders, dan wordt hij of zij gelijk uit het verhaal geslingerd. Als schrijver wil je de lezer meenemen naar jou wereld. Je wilt de lezer laten geloven in wat jij verteld. Maar als je een fout maakt, dan ben je de lezer direct kwijt. Alles moet kloppen. Alle stukjes moeten in elkaar vallen. Daarom heb ik als ik aan de afwerking bezig ben, altijd een stuk papier met een tijdlijn naast me liggen. Dat is een van de belangrijkste hulpstukken terwijl ik alles aan elkaar rijg. Het is de kapstok waaraan alles hangt. Meestal zit hij na een paar weken onder de kringen en koffievlekken, en krabbel ik er zoveel bij dat het bijna niet meer te lezen is. Tijd is de ruggegraat van een verhaal. Alles is afhankelijk van de tijd die voorbijgaat. Of misschien niet voorbijgaat, maar dat is aan de schrijver om te beslissen.
Voor mij gaat de tijd nu veel te langzaam, maar hij gaat voorbij. En ik kijk elke minuut weg. Misschien is het deze week wel zover. Misschien ook niet. Ik weet wel, als het nog veel langer duurt, rol ik mijn slaapzak uit en ga ik onder de brievenbus slapen! Ik hoop dat ik de krantenjongen niet te erg aan het schrikken maak…
Maar hoe meer ik ernaar uitkijk, hoe langer het lijkt te duren.
Tijd is een heel bijzonder iets. Het is meetbaar. Duurt altijd precies even lang. En toch maakt ons hoofd er iets anders van. Het lijkt wel een jaar geleden dat ik mijn tripje naar het postkantoor heb gemaakt. Het krantje van de vriendelijke dakloze meneer is inmiddels allang uitgelezen en bij het oud papier beland. Het is misschien al wel verwerkt en hergebruikt, gemaakt tot iets nieuws. Toch is het pas een paar weken geleden dat ik met knikkende knietjes en mijn parkeerkaartje in mijn hand voor het postkantoor stond.
Ook als je schrijft is tijd een bijzonder fenomeen. Soms kan de tijd bijna stilstaan. Zeker als het even niet wil, en ik heb van tevoren besloten dat ik om een bepaalde tijd stop. Dan lijkt het uren te duren voor ik eindelijk die pen neer kan leggen en alles weer op kan bergen. Maar soms vlieg ik erdoorheen. Dan kan het zomaar voorkomen dat het twee uur in de ochtend is, zonder dat ik het heb gemerkt.
Ook in het verhaal is tijd iets om de gaten te houden. Hoe snel komt je personage van de ene plek naar de andere? Hoe lang duurt het voor hij gedaan heeft wat je hem wilt laten doen? Dat is een heel stuk ingewikkelder dan het lijkt. Ik gebruik graag verschillende verhaallijnen naast elkaar. Dan wordt tijd helemaal een factor van betekenis. Voor elk personage duurt het even lang tussen zonsopkomst en zonsondergang. Maar de een zit misschien te wachten, verveelt zich of heeft geen haast. Dan lijkt voor hem de dag eindeloos, terwijl dat voor een ander personage heel anders kan zijn. En terwijl de een iets doet, zit de ander niet bepaald stil. De tijd gaat door terwijl je over een andere verhaallijn schrijft. Tijdlijnen lopen door elkaar en naast elkaar, kruisen elkaar en vloeien samen. Het is soms net hogere wiskunde. Wat kan de een doen in een uur en is dat evenveel als wat een ander doet?
Het is allemaal niet zo makkelijk als het lijkt. Je verzint een verhaal en schrijft het op. Maar om alles kloppend te krijgen… En er mag geen enkele fout inzitten. Als je lezer een foutje vind, in de tijdlijn of iets anders, dan wordt hij of zij gelijk uit het verhaal geslingerd. Als schrijver wil je de lezer meenemen naar jou wereld. Je wilt de lezer laten geloven in wat jij verteld. Maar als je een fout maakt, dan ben je de lezer direct kwijt. Alles moet kloppen. Alle stukjes moeten in elkaar vallen. Daarom heb ik als ik aan de afwerking bezig ben, altijd een stuk papier met een tijdlijn naast me liggen. Dat is een van de belangrijkste hulpstukken terwijl ik alles aan elkaar rijg. Het is de kapstok waaraan alles hangt. Meestal zit hij na een paar weken onder de kringen en koffievlekken, en krabbel ik er zoveel bij dat het bijna niet meer te lezen is. Tijd is de ruggegraat van een verhaal. Alles is afhankelijk van de tijd die voorbijgaat. Of misschien niet voorbijgaat, maar dat is aan de schrijver om te beslissen.
Voor mij gaat de tijd nu veel te langzaam, maar hij gaat voorbij. En ik kijk elke minuut weg. Misschien is het deze week wel zover. Misschien ook niet. Ik weet wel, als het nog veel langer duurt, rol ik mijn slaapzak uit en ga ik onder de brievenbus slapen! Ik hoop dat ik de krantenjongen niet te erg aan het schrikken maak…
maandag 13 september 2010
Mijn grote vriend...
Had een klein mankementje!
Want ondanks dat ik graag met een vulpen schrijf, heb ik alsnog een computer nodig. Je kunt nu eenmaal niet zomaar een volgepend kladblok naar een uitgever sturen. Dus heb ik drie jaar geleden een mooie laptop gekocht. Niet bepaald de duurste, maar een prima ding. Al die jaren heeft hij het probleemloos gedaan. Een keer de harde schijf laten opruimen, maar verder nooit een probleem gehad.
Maar nu... Er was een vrij essentieel onderdeeltje stuk. Namelijk het schuifje waarmee je hem open doet. En als hij dicht zit, kun je er niet veel mee. Dus ik op een computerforum om raad gevraagd nadat ik mijn grote vriend met een theelepeltje open had gepeuterd. Het advies? 'Koop een fatsoenlijke laptop in plaats van die goedkope troep'. Ja, daar hebben we wat aan. Ik laat mijn grote vriend niet zomaar beledigen! Dus ik naar een tweedehands computer zaak.
Nee, dat onderdeeltje was niet te krijgen. Het was niet te repareren, helaas. Dit werd mij met een quasi treurige blik meegedeeld. Waarna het bleek dat meneer nog wel een mooie tweedehands laptop te koop had staan. Ja, daar trappen we in.
Dus ik weer naar huis, zonder nieuw schuifje. Het kon toch niet zijn dat een laptop van vierhonderd euro niet meer te gebruiken is als er een stukje plastic van vijf cent afbreekt? Dus ik mijn grote vriend eens van dichtbij bekeken, tube lijm gepakt en met een klein druppeltje het schuifje weer op zijn plek geplakt. Voila! Computer gerepareerd! Wie zegt dat vrouwen niet handig zijn?
De uitgever houd zich nog steeds stil. Het is nu zes weken geleden dat ik de bevestiging heb gekregen. Nog een week of twee te gaan. Met ene beetje geluk (of pech) krijg ik bericht op mijn verjaardag. Nu maar hopen dat het goed nieuws is!
Want ondanks dat ik graag met een vulpen schrijf, heb ik alsnog een computer nodig. Je kunt nu eenmaal niet zomaar een volgepend kladblok naar een uitgever sturen. Dus heb ik drie jaar geleden een mooie laptop gekocht. Niet bepaald de duurste, maar een prima ding. Al die jaren heeft hij het probleemloos gedaan. Een keer de harde schijf laten opruimen, maar verder nooit een probleem gehad.
Maar nu... Er was een vrij essentieel onderdeeltje stuk. Namelijk het schuifje waarmee je hem open doet. En als hij dicht zit, kun je er niet veel mee. Dus ik op een computerforum om raad gevraagd nadat ik mijn grote vriend met een theelepeltje open had gepeuterd. Het advies? 'Koop een fatsoenlijke laptop in plaats van die goedkope troep'. Ja, daar hebben we wat aan. Ik laat mijn grote vriend niet zomaar beledigen! Dus ik naar een tweedehands computer zaak.
Nee, dat onderdeeltje was niet te krijgen. Het was niet te repareren, helaas. Dit werd mij met een quasi treurige blik meegedeeld. Waarna het bleek dat meneer nog wel een mooie tweedehands laptop te koop had staan. Ja, daar trappen we in.
Dus ik weer naar huis, zonder nieuw schuifje. Het kon toch niet zijn dat een laptop van vierhonderd euro niet meer te gebruiken is als er een stukje plastic van vijf cent afbreekt? Dus ik mijn grote vriend eens van dichtbij bekeken, tube lijm gepakt en met een klein druppeltje het schuifje weer op zijn plek geplakt. Voila! Computer gerepareerd! Wie zegt dat vrouwen niet handig zijn?
De uitgever houd zich nog steeds stil. Het is nu zes weken geleden dat ik de bevestiging heb gekregen. Nog een week of twee te gaan. Met ene beetje geluk (of pech) krijg ik bericht op mijn verjaardag. Nu maar hopen dat het goed nieuws is!
zondag 5 september 2010
Elke schrijver heeft zo zijn of haar rituelen. Er zijn schrijvers die een witte muur in de schrijfkamer moeten hebben. Harry Mulish heeft een wand vol met sfinxen. J.K Rowling schrijft het liefste op een terrasje met een kopje koffie erbij.
Zo heb ik natuurlijk ook mijn rituelen en gewoontes, maar het grote voordeel van schrijven met de hand is dat je niet aan een plaats of de levensduur van de batterijen van je laptop gebonden bent. Ik kan overal schrijven. Favoriete plekjes zijn de trein, op een bankje langs het water in de zon en gewoon op een kleedje in de voortuin. Het enige dat ik nodig heb is mijn gereedschapsetui.
Het is mijn belangrijkste hulpmiddel. Alles wat ik nodig heb zit erin. En dat is meer dan je zou denken.
Ten eerste, en belangrijkste natuurlijk, een pen. Maar niet zomaar een pen. Tot een paar maanden geleden had ik elke keer een andere vulpen. Ik schreef elke keer de puntjes stuk. Na een paar maanden zeer intensief gebruik kwam de inkt er met druppels uitlopen. Maar nu heb ik eindelijk een echte. Toen ik mijn manuscript af had, heb ik mezelf getrakteerd op een hele mooie rode Cross vulpen. Prachtig ding, schrijft heerlijk en ik zou er in theorie de rest van mijn leven mee moeten kunnen werken.
Maar, paranoïde schrijver die ik ben, heb ik altijd een reservevulpen bij me. Een hele zware groen met gouden die ik in Barcelona heb gekocht voor een euro of drie. Veel te zwaar om lekker mee te schrijven, maar wel heel mooi.
En dan natuurlijk nog een zakje vullingen voor allebei de pennen. Je zou maar zonder komen te zitten.
En dan ben je er, toch? Mooi niet dus. Ik heb nog een opschrijfboekje waarin ik per hoofdstuk bijhoud wat er in mijn verhalen gebeurd. Dan raak ik nooit de draad kwijt. Ook staan er werklijstjes in en allerlei aantekeningen. En eindeloze lijsten met namen, maar daar hebben we het niet meer over.
En heel belangrijk, een USB stick waar al mijn verhalen op staan. Als mijn computer crasht, als het huis afbrand, als als als…
Mijn verhalen zijn van mij, een stukje van mezelf, en ik weet uit ervaring dat je ze zo kwijt bent. Ik heb ze nu op de computer, op mijn externe harde schijf, in mijn gereedschapsetui, en uitgeprint in de kast. Als het nu nog misgaat….
Hé, daar zou ik wel een verhaal over kunnen schrijven. Misschien de volgende keer…
zaterdag 28 augustus 2010
Een roos met wat voor naam dan ook…
…ruikt net zo zoet. Aldus William Shakespeare. What’s in a name?
Nou, ik kan je vertellen, een naam maakt wel degelijk uit. Een personage is meer dan een verzonnen element in een verhaal. Voor een echt goed verhaal moeten het echte mensen zijn. En dat begint bij een naam.
Het lijkt belachelijk dat ik een uur bezig kan zijn met het bedenken van een naam, en dan bij iets eenvoudigs als ‘Floor’ uitkom. Maar een naam moet passen bij de afkomst, achtergrond en het karakter van je personage. Waar komt de naam vandaan? Wat vinden ze van hun eigen naam?
Ik ben genoemd naar mijn oma’s. Adriana Pieternella. Heerlijk ouderwets. Mijn ouders wilden me als roepnaam Petra geven, en dan zou ik naar één oma zijn vernoemd. En tja, dat kon natuurlijk niet. Dus ondanks mijn heerlijk ouderwetse namen heet ik gewoon Petra Overbeek.
Als ik anders zou heten, zou ik dan ook iemand anders zijn? Hoeveel invloed heeft mijn naam op mij?
Dat vraag ik me wel eens af. Voor mijn personages heeft een naam soms heel veel invloed, hoe eenvoudig hij ook is. Iemand heeft ze die naam gegeven. Het is een deel van wie ze zijn.
Je kunt ook teveel nadenken over een naam. Het is een belangrijk kenmerk van wat tegenwoordig een ‘Mary Sue’ wordt genoemd. Een personage dat te perfect is. Iemand die alles kan, door iedereen bewonderd wordt en nooit iets fout doet. Veel verhalen van tienermeisjes die je op het internet kunt vinden, hebben een Mary Sue als hoofdpersoon. Iemand met Smaragdgroene ogen, goud glanzend haar en een naam als Ebony Dark'ness Dementia Raven Way. Deze heb ik niet verzonnen. Tik hem maar eens in op google. Ik ben niet verantwoordelijk voor wat je daar vind.
Een naam moet passen bij de andere namen in een verhaal, tenzij je iemand uit een vreemd land er tussen stopt. Dan is het weer een onderdeel van plot. Een naam moet passen bij de tijd en plaats van je verhaal, passen bij je personage, en hij mag vooral niet belachelijk klinken. Dat zijn een heleboel dingen om over na te denken. Dus doe ik soms een uur over een naam van maar één lettergreep. Een naam is belangrijk. Want het zijn uiteindelijk de personages die een verhaal vooruit trekken. En als er één de verkeerde naam heeft, dan blijft dat van begin tot eind een probleem.
Volgende keer: Hoe belangrijk is een pen?
Nou, ik kan je vertellen, een naam maakt wel degelijk uit. Een personage is meer dan een verzonnen element in een verhaal. Voor een echt goed verhaal moeten het echte mensen zijn. En dat begint bij een naam.
Het lijkt belachelijk dat ik een uur bezig kan zijn met het bedenken van een naam, en dan bij iets eenvoudigs als ‘Floor’ uitkom. Maar een naam moet passen bij de afkomst, achtergrond en het karakter van je personage. Waar komt de naam vandaan? Wat vinden ze van hun eigen naam?
Ik ben genoemd naar mijn oma’s. Adriana Pieternella. Heerlijk ouderwets. Mijn ouders wilden me als roepnaam Petra geven, en dan zou ik naar één oma zijn vernoemd. En tja, dat kon natuurlijk niet. Dus ondanks mijn heerlijk ouderwetse namen heet ik gewoon Petra Overbeek.
Als ik anders zou heten, zou ik dan ook iemand anders zijn? Hoeveel invloed heeft mijn naam op mij?
Dat vraag ik me wel eens af. Voor mijn personages heeft een naam soms heel veel invloed, hoe eenvoudig hij ook is. Iemand heeft ze die naam gegeven. Het is een deel van wie ze zijn.
Je kunt ook teveel nadenken over een naam. Het is een belangrijk kenmerk van wat tegenwoordig een ‘Mary Sue’ wordt genoemd. Een personage dat te perfect is. Iemand die alles kan, door iedereen bewonderd wordt en nooit iets fout doet. Veel verhalen van tienermeisjes die je op het internet kunt vinden, hebben een Mary Sue als hoofdpersoon. Iemand met Smaragdgroene ogen, goud glanzend haar en een naam als Ebony Dark'ness Dementia Raven Way. Deze heb ik niet verzonnen. Tik hem maar eens in op google. Ik ben niet verantwoordelijk voor wat je daar vind.
Een naam moet passen bij de andere namen in een verhaal, tenzij je iemand uit een vreemd land er tussen stopt. Dan is het weer een onderdeel van plot. Een naam moet passen bij de tijd en plaats van je verhaal, passen bij je personage, en hij mag vooral niet belachelijk klinken. Dat zijn een heleboel dingen om over na te denken. Dus doe ik soms een uur over een naam van maar één lettergreep. Een naam is belangrijk. Want het zijn uiteindelijk de personages die een verhaal vooruit trekken. En als er één de verkeerde naam heeft, dan blijft dat van begin tot eind een probleem.
Volgende keer: Hoe belangrijk is een pen?
zondag 22 augustus 2010
Over schrijven en overschrijven.
Het wordt me vaak gevraagd als ik mensen vertel dat ik schrijf. Hoe kom je erop? Hoe verzin je dat allemaal? Daar is maar een antwoord op mogelijk.
Ik heb werkelijk geen idee.
Het begint vaak met iets heel eenvoudigs. Een liedje, een woord, een sfeer of een indruk. En daar maak ik dan een beginnetje mee. Meestal is dat een bladzijde of twee. Daarna kan ik het gerust maanden vergeten. Dan ligt het ergens in een laatje tot ik weer aan iets nieuws wil beginnen. Dan komt het de kast uit en ga ik ermee aan de slag.
Ik maak nooit een plan. Als ik iets uitdenk voor ik ga schrijven maak ik het nooit meer af, want dan is het niet leuk meer. Dan is de verrassing eraf. Nee, als ik echt iets leuks wil schrijven, dan moet ik gewoon beginnen. Dan komt het uiteindelijk vanzelf, hoe gek het ook klinkt. De helft van de tijd heb ik geen idee wat er gaat gebeuren. Als het echt spannend wordt, ga ik sneller schrijven omdat ik wil weten hoe het afloopt.
Ik heb er wel eens over nagedacht hoe zoiets mogelijk is. En volgens mij ligt het aan de personages. Als zo’n personage eenmaal een ‘persoon’ wordt, kun je ze niet zomaar meer vertellen wat ze moeten doen. Je kunt ze geen dingen laten doen die tegen hun natuur in gaan. Ze zijn soms zo verschrikkelijk eigenwijs. Ze laten zich niet dwingen.
Niet dat ik dat zomaar toelaat natuurlijk. Wie niet horen wil moet maar voelen. Als ze niet willen doen wat ik wil dat ze doen, maak ik het gewoon nog wat moeilijker voor ze. In de wereld die ik schrijf, kan ik alles maken. Ik kan alles doen binnen de geldende natuurwetten, en zelfs die zijn nog iets op te rekken. Alles is mogelijk.
Maar toch… toch kan ik niet zomaal alles maken. De mensen die ik schrijf, laten zich niet vertellen wat ze moeten doen. Niet door mij in ieder geval. Ik weet dat het heel bizar klinkt, maar zo werkt het bij mij. Een verhaal schrijft zichzelf, als ik eenmaal een goed begin heb.
Ik kan dus ook echt niet schrijven achter een computer. Die knipperende cursor vernietigd elke vorm van inspiratie. Dus heb ik stapels met schrijfblokken liggen en een vulpen om mee te schrijven.
Ik ben begonnen met vulpennen omdat ik met een balpen veel te snel ga schrijven. Dan is het echt niet meer te lezen. Een vulpen dwingt me om rustiger te schrijven omdat anders mijn vingers helemaal onder de inkt komen te zitten. Het is nu zo’n gewoonte geworden dat ik echt alleen maar met een vulpen kan schrijven. Zo ontwikkel je als schrijver allemaal rare gewoontes.
Nadeel aan mijn rare gewoontes is dat ik alles over moet gaan typen als ik eenmaal klaar ben. Het grote voordeel daarvan is dat ik gedwongen wordt om alles nog eens grondig na te kijken. Als je alles nog een keer goed van begin tot eind doorwerkt, zie je elk foutje. Maar het kost wel enorm veel tijd. Een schrijfblok kun je overal mee naartoe nemen, maar voor het typwerk moet je tijd maken achter de computer. Niet erg handig, en ook niet zo leuk als het schrijven zelf. Maar voor mij werkt het, en dat is het belangrijkste, toch?
Ik heb werkelijk geen idee.
Het begint vaak met iets heel eenvoudigs. Een liedje, een woord, een sfeer of een indruk. En daar maak ik dan een beginnetje mee. Meestal is dat een bladzijde of twee. Daarna kan ik het gerust maanden vergeten. Dan ligt het ergens in een laatje tot ik weer aan iets nieuws wil beginnen. Dan komt het de kast uit en ga ik ermee aan de slag.
Ik maak nooit een plan. Als ik iets uitdenk voor ik ga schrijven maak ik het nooit meer af, want dan is het niet leuk meer. Dan is de verrassing eraf. Nee, als ik echt iets leuks wil schrijven, dan moet ik gewoon beginnen. Dan komt het uiteindelijk vanzelf, hoe gek het ook klinkt. De helft van de tijd heb ik geen idee wat er gaat gebeuren. Als het echt spannend wordt, ga ik sneller schrijven omdat ik wil weten hoe het afloopt.
Ik heb er wel eens over nagedacht hoe zoiets mogelijk is. En volgens mij ligt het aan de personages. Als zo’n personage eenmaal een ‘persoon’ wordt, kun je ze niet zomaar meer vertellen wat ze moeten doen. Je kunt ze geen dingen laten doen die tegen hun natuur in gaan. Ze zijn soms zo verschrikkelijk eigenwijs. Ze laten zich niet dwingen.
Niet dat ik dat zomaar toelaat natuurlijk. Wie niet horen wil moet maar voelen. Als ze niet willen doen wat ik wil dat ze doen, maak ik het gewoon nog wat moeilijker voor ze. In de wereld die ik schrijf, kan ik alles maken. Ik kan alles doen binnen de geldende natuurwetten, en zelfs die zijn nog iets op te rekken. Alles is mogelijk.
Maar toch… toch kan ik niet zomaal alles maken. De mensen die ik schrijf, laten zich niet vertellen wat ze moeten doen. Niet door mij in ieder geval. Ik weet dat het heel bizar klinkt, maar zo werkt het bij mij. Een verhaal schrijft zichzelf, als ik eenmaal een goed begin heb.
Ik kan dus ook echt niet schrijven achter een computer. Die knipperende cursor vernietigd elke vorm van inspiratie. Dus heb ik stapels met schrijfblokken liggen en een vulpen om mee te schrijven.
Ik ben begonnen met vulpennen omdat ik met een balpen veel te snel ga schrijven. Dan is het echt niet meer te lezen. Een vulpen dwingt me om rustiger te schrijven omdat anders mijn vingers helemaal onder de inkt komen te zitten. Het is nu zo’n gewoonte geworden dat ik echt alleen maar met een vulpen kan schrijven. Zo ontwikkel je als schrijver allemaal rare gewoontes.
Nadeel aan mijn rare gewoontes is dat ik alles over moet gaan typen als ik eenmaal klaar ben. Het grote voordeel daarvan is dat ik gedwongen wordt om alles nog eens grondig na te kijken. Als je alles nog een keer goed van begin tot eind doorwerkt, zie je elk foutje. Maar het kost wel enorm veel tijd. Een schrijfblok kun je overal mee naartoe nemen, maar voor het typwerk moet je tijd maken achter de computer. Niet erg handig, en ook niet zo leuk als het schrijven zelf. Maar voor mij werkt het, en dat is het belangrijkste, toch?
Abonneren op:
Posts (Atom)